We zijn beland in de tweede golf van de coronacrisis. In de zorg heerst een bedrukte sfeer. We waren in de eerste golf vooral bezorgd om cliënten en patiënten die van onze zorg afhankelijk zijn. Wat een pijn heeft het isoleren van mensen en het sluiten van zorginstellingen voor bezoek met zich meegebracht. Wat een leed heeft het uitstellen van onderzoeken en behandelingen veroorzaakt. Dat speelt nog steeds. Maar er is iets bij gekomen, zo is me duidelijk geworden uit de rondgang onder zorgbestuurders en zorgprofessionals. De zorgprofessionals staan onder grote druk. Velen van hen moeten inspringen voor collega’s die er niet kunnen zijn. Door ziekte, het wachten op de uitslag van de test of omdat ze in quarantaine moeten. Bovendien vraagt de praktische zorgverlening om veel extra tijd, voor het omkleden of het nemen van extra hygiënemaatregelen.
Zorgverleners worden er doodmoe van. En ze laden ook niet meer zo gemakkelijk op als ze vrij zijn. Ze beperken de normaal zo inspirerende ontmoetingen met anderen zoveel mogelijk, om niet het risico te lopen op een besmetting. Daar komt nog de angst bij dat het virus opnieuw zal binnendringen in instellingen. En boosheid en frustratie vanwege al die mensen die de regels aan hun laars lijken te lappen, omdat ze geen flauw benul hebben van wat zich afspeelt in de zorg. Het piept en het kraakt in de zorg. En omdat niemand weet hoe lang dit gaat duren, kan moedeloosheid en wanhoop zich van je meester maken.
Hoe lang nog?
In de Bijbel staat een gedicht over iemand die ’s nachts op wacht staat en enorm verlangt naar de ochtend. Dat is niet (alleen) omdat hij dan naar bed kan. Maar het donker boezemt hem angst in. In het donker kan het gevaar ongezien van alle kanten komen. Hoe lang duurt het nog voor de gloed van de zon in het Oosten zichtbaar wordt? Dat verlangen bekruipt mij nu ook. En waar ik op de kalender kan zien hoe laat de zon opkomt, geldt dat voor deze crisis niet. Iedereen belooft ons van alles, maar niemand kan een garantie geven.
Hoop
Met een ferme sprint snijden we corona niet de pas af. Het lijkt veel meer op een marathon. We hebben dus uithoudingsvermogen nodig. Dat kan als we hoop koesteren. Hoop is niet maakbaar. Ik kan er geen recept voor geven. Als onze hoop zich hecht aan heel concrete dingen (zoals het winnen van de lotto), dan slaat de wanhoop zomaar toe. Hoop raakt aan een geheim. Hoop ontstaat daar waar we onze moedeloosheid durven te delen. Hoop ontstaat als we onze kwetsbaarheid durven tonen. Hoop kan de kop opsteken als iemand het met ons uithoudt en niet opgeeft, zelfs niet of juist niet als moedeloosheid of wanhoop dreigen toe te slaan. Waar mensen het samen uithouden en elkaar nabij blijven, krijgt de vederlichte deugd van de hoop een kans.
Dat wens ik jullie en mijzelf toe: houd vol. Het wordt weer licht, dat weet ik zeker.
Thijs Tromp, oktober 2020