Het gaat de goede kant op. Het aantal besmette mensen in Nederland daalt snel. De vaart waarmee de burgers worden gevaccineerd, is adembenemend. Je ziet het terug in het steeds lager wordende aantal mensen dat met Covid-19 wordt opgenomen in het ziekenhuis of op de intensive care. Ook zijn er gelukkig steeds minder verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking of mensen met een psychiatrische achtergrond, waar sprake is van een besmetting. Het ziet er naar uit dat we ons ook in ‘doorlooplocaties’ (wat een raar woord) weer mogen bewegen zonder mondkapje. We kunnen eindelijk weer naar terras, restaurant bioscoop en we mogen weer met meer mensen naar de kerk. Het thuiswerkadvies gaat er ook af. We zijn er bijna, terug in het oude normaal.

Terug naar de hectiek, terug naar de files, terug naar de luchtvervuiling, terug naar het geluid van rolkoffertjes over de trottoirs, terug naar vliegvakanties, terug naar de drukte, de overvolle agenda’s, de groeiambities? Terug naar als sardientjes opgepakt in de trein? Terug naar kolkende mensenmassa’s bij concerten? Terug naar ‘betrokken’ ouders langs de zijlijn van het sportveld?

Is dat wat er gaat gebeuren? Is dat wat we willen?

Onlangs las ik het indringende boek De Fundamenten van het multitalent Ramsey Nasr. Het zette me aan het denken. Feitelijk staat er weinig in wat ik niet al wist. Nasr zet klinisch op een rij wat we onze aarde aandoen. Met ‘we’ bedoelt Nasr de westerse mens, die een leven leidt gericht op de vrijheid om maximaal te consumeren. Hij sluit zichzelf in bij dat ‘wij’, en ik sluit me daarbij aan. Dat maakt het net een tikje minder moralistisch. Nasr wijst erop hoe we door ons consumptiepatroon de aarde in razend tempo vernielen. De temperatuur van de aarde zal stijgen en in het meest gunstige geval zal het leiden tot een catastrofe, waarmee we onze kleinkinderen en achterkleinkinderen opzadelen. Hij vergelijkt het met de handel in tot slaaf gemaakte mensen. We weten inmiddels tot welke ontwrichting deze mensenhandel heeft geleid. Tot op de dag van vandaag ervaren individuen en samenlevingen de pijnlijke gevolgen ervan. Met verbijstering kijken we naar documentaires erover en horen we de verhalen aan. Hoe konden onze voorouders dat doen? Nasr maakt de vergelijking: als we nu al weten dat we met onze huidige levensstijl onze klein- en achterkleinkinderen een catastrofe gaan bezorgen, waarom dan nu niet gekeerd? Hoe kunnen we dit anders ooit verantwoorden? Nasr hoopt – misschien tegen beter weten in – dat de Coronapandemie een bezinningspauze zal blijken te zijn, die ons zicht geeft op een nieuw normaal, op een normaal dat toekomst biedt. Nasr vraagt vooral de overheid om niet langer de moraal over te laten aan de vrije markt en aan ‘de eigen verantwoordelijkheid van de gezond denkende, hard werkende en minstens zo hard consumerende burger’. We weten immers dat dat niet werkt.

“For your tomorrow, we gave our today.” Dat is een tekst die staat op een monument ter nagedachtenis aan Amerikaanse soldaten die in de Tweede Wereldoorlog in Normandië zijn gesneuveld. Zij gaven hun leven voor onze toekomst, voor onze vrijheid. Het blijft indrukwekkend als je daar staat, in de stilte, bij al die witte sterren en kruisen, die elk een graf van een (vaak) jonge man markeren. De filosoof Alisdair MacIntyre merkte ooit op dat als natiestaten zich gaan ontwikkelen tot verdedigers van de vrijheid om te consumeren, dat we dan eigenlijk vragen van soldaten om hun leven op het offeren voor iets als een telefoonmaatschappij of een multinational.

Dit is voor mij de prangende vraag: waartoe hebben we ons de afgelopen anderhalf jaar zo ‘goed gedragen’ en ons zoveel ontzegd? Waartoe moesten zoveel mensen lijden onder eenzaamheid? Alleen om de zorg te ontlasten? Ja ook, en daar zijn we blij mee! Maar toch ook om een samenleving mogelijk te maken waarin we veilig en gelukkig kunnen zijn, samen van het goede kunnen genieten en die we zonder schaamte kunnen doorgeven aan wie na ons komen?

Als ik het goed zie, gaan lang niet alle mensen in galop terug naar het oude normaal. Ik meen te zien hoe aarzelend bepaalde aspecten van ons samenleven op gang komen. Dat geeft me hoop dat we tijdens de pandemie hebben geleerd om te leven voor wat echt belangrijk is. Voor die dingen waar je aan het eind van je leven van zegt: ‘ja, daar ging het om’.

Ten slotte. Ik hoop dat er de komende periode voor alle werkers in de gezondheidszorg, die zo geweldig hard gewerkt hebben, voldoende ontspanning mag zijn om op adem te komen. Het applaus is verstomd, maar de waardering is er nog steeds. Ik hoop dat die waardering mag blijven en toenemen. Alle mensen die nog moeten wachten op een medische behandeling wens ik geduld toe en goede moed.

Ons allen wens ik een heerlijke zomerperiode toe, waarin dat wat ons gelukkig maakt zich als een aanstekelijk virus zal vermenigvuldigen.

Thijs Tromp, directeur Reliëf