Van oudemannenhuis naar bejaardentehuis.
Vandaag de dag gaan ouderen in de laatste fase van hun leven vaak naar een bejaardentehuis of krijgen zij zorg aan huis. De eerste moderne variant van het bejaardentehuis opende pas in 1965 haar deuren. Hoe zag de traditie van de zorg voor ouderen voor 1965 er uit?. Wij schetsen u een historisch perspectief op de ouderenzorg in Nederland.
Oudemannenhuis
Vanaf het einde van de Middeleeuwen kent Nederland speciale woonvormen voor ouderen. In de dertiende eeuw bestonden de zogenaamde hofjes waar rijke regenten een woonplek verschaften voor arme oude mensen. In deze middeleeuwse vorm woonden ouderen samen in de hofjes, maar dienden zij voor zichzelf te zorgen. Tijdens de Gouden Eeuw wordt er in de hofjes aan de bewoners de eerste en meest noodzakelijke vorm van zorg aangeboden. Vaak was er maar een verzorgende voor meerdere hofjes beschikbaar. De hofjes werden in de volksmond al genoemd de oudemannenhuizen genoemd, omdat ze alleen toegankelijk waren voor mannen op leeftijd. De heersende gedachte indertijd was dat vrouwen op hun oude dag beter in staat waren om in de laatste dagen van hun leven voor zichzelf te kunnen zorgen.
Streng toezicht
Aan het einde van de Gouden Eeuw ontpopten zich ook de eerste oudevrouwenhuizen, vaak gecombineerd met woningen voor mannen. Er heerste in de hofjes een streng en sober beleid, vergelijkbaar met de stijl waarin monniken indertijd samenleefden. Zo was er een vaste tijd om op te staan, te bidden, te eten en naar bed te gaan. Dronkenschap, binnenkomen na de avondklok en vrouwenbezoek in het oudemannenhuis was absoluut verboden en werd streng bestraft. Gestraften moesten bijvoorbeeld met een blok om het been lopen, kregen geen ontbijt, of moesten om een voorbeeld te stellen een tijd aan de schandpaal in het hofje staan.
En ook de privacy voor de bewoners was bepaald niet gewaarborgd. Men sliep er vaak met velen in één dezelfde ruimte. In de 18e en 19e eeuw begon zich een onderscheid af te tekenen van hofjes waar ouderen zich in moest kopen. Deze betaalde vorm van laatste rustplaats was luxer, maar voor velen niet weggelegd. De woonvormen van hofjes waren voor de twintigste eeuw noodzakelijk, omdat de mantelzorg van kinderen en naasten meestal niet haalbaar was. Familieleden en vrienden hadden zelf de grootste moeite om rond te komen en konden de zorg voor ouderen niet dragen.
Sociale kwestie
Eind 19e eeuw verergerde het probleem van de opvang van ouderen, doordat de bestaande tehuizen overvol kwamen te zitten. Steden raakten door de industrialisatie overvol. De zorg en huisvesting van ouderen stond niet op de politieke agenda waardoor de omstandigheden voor hen penibel werden en de hygiëne danig tekortschoot.
De overheid begon begin 20e eeuw zich de problematiek van ouderenzorg aan te trekken en zette het neer als een apart sociaal probleem van de samenleving, waarvoor oplossingen gezocht dienden te worden. De grote economische depressie van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog stelden echte sociale wetgeving omtrent ouderenzorg voor zich uit. De Armenwet van 1912 maakte de familie volledig verantwoordelijk voor de onderhoudsplicht van de ouden van dagen. Dit nam kosten uit handen voor de overheid, maar was natuurlijk niet de noodzakelijke en gewenste oplossing voor het ouderenzorgprobleem.
Naoorlogse jaren
Het zijn de jaren van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog die de situatie rondom de ouderen uiteindelijk weten te verbeteren. De roomsrode kabinetten onder leiding van Willem Drees bieden de eerste echte oplossingen en lopen vooruit op de huidige zorg voor ouderen. Met de ‘Noodvoorziening voor ouden van dagen’ uit 1947, in 1957 omgedoopt tot de Algemene Ouderdomswet legt de verantwoordelijkheid voor de zorg van armen bij de overheid en daarmee bij de samenleving. In 1965 wordt dan vervolgens het eerste moderne bejaardentehuis geopend in Eygelshoven. Het is een gevolg van de kwaliteitswetgeving voor de bejaardenzorg die in de jaren zestig opkwam. Vele moderne bejaardentehuizen zijn er sindsdien bijgebouwd.
Zelfstandig wonen
Vanaf de jaren zeventig komt er daarnaast overheidsbeleid dat de aantallen ouderen in verzorgingshuizen dient te reguleren. Ouderen worden aangemoedigd zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. In 1975 staat bijvoorbeeld in de Nota Bejaardenbeleid dat maximaal zeven procent van de ouderen in een verzorgingshuis zou mogen wonen. Voor de overige 93 procent komen er voorzieningen die de zorg in huis moet regelen zoals: wijkverpleging, gezinsverzorging, kruiswerk en de zogenaamde ‘woonzorgzone’ van aanleunwoningen.
Mantelzorg
De laatste trend in de ouderenzorg is de een stijgende vraag naar en verantwoordelijkheid voor mantelzorgers. Een vraag en verantwoordelijkheid die zeer waarschijnlijk de laatste jaren zullen blijven stijgen. Door de recente bezuinigingen op het deel van de ouderenzorg in de kabinetten Rutte is mantelzorg steeds noodzakelijker. De relatie tussen professionele en informele zorg wordt door maatregelen van de regering in een nieuw perspectief geplaatst.
Bron: www.isgeschiedenis.nl