030 - 76 00 115 info@relief.nl

Anke is 25 jaar en woont sinds drie jaar in een groepswoning voor jongeren met niet aangeboren hersenletsel. Door een progressieve spierziekte is Anke afhankelijk van een elektrische rolstoel. Communiceren doet ze via een stemcomputer. Met haar rechterhand bedient ze een robotarm. Ze heeft een warme band met haar familie; moeder en twee zussen. De vader van Anke is overleden aan dezelfde, erfelijke spierziekte. ’s Nachts wordt Anke beademd via een neus-mondmasker. Elke avond is ze bang dat er ’s nachts iets mis zal gaan met het beademingsmasker en dat ze in haar slaap zal stikken. Ook al verzekeren de zorgmedewerkers haar keer op keer dat het masker echt goed is aangebracht; Anke blijft angstig en drukt ’s avonds en ’s nachts herhaaldelijk op de bel. Ook omdat ze graag wil dat alles in en rondom haar bed precies goed ligt zodat ze zelf, met behulp van de robotarm, spulletjes kan pakken. De zorgmedewerkers willen haar zoveel mogelijk tegemoetkomen en geruststellen maar daar lijkt steeds meer voor nodig te zijn. De vraag tijdens het moreel beraad is dan ook: is het goede zorg om ’s avonds en ’s nachts telkens naar Anke toe te gaan als zij herhaaldelijk op de bel drukt?

Spanning en irritatie

In het team levert deze situatie spanning op. Sommige zorgmedewerkers raken geïrriteerd wanneer Anke belt, terwijl er nog geen tien minuten daarvoor ook al iemand langs is geweest. Bovendien lijkt er steeds meer bij te komen; het klokje dat precies op de juiste plek moet staan, een knuffel die exact op dezelfde plek in bed moet liggen, het gordijn waar geen streepje licht door mag komen. Het begint te lijken op controledwang en het einde lijkt zoek. Op sommige avonden zijn de medewerkers hier zo veel tijd mee kwijt dat de zorg voor andere bewoners in het gedrang komt. Wat ook een rol speelt is dat Anke steeds somberder lijkt te worden en niet meer, zoals eerder, met een grapje kan worden opgebeurd. Er zijn ook medewerkers die niet zo zwaar aan de vele verzoekjes van Anke tillen. Het is wat hen betreft een kleine moeite om de spulletjes van Anke goed te leggen en het beademingsmasker nog eens te checken.

De waarden achter de emoties

Eén van deze medewerkers is van dezelfde leeftijd als Anke. Tijdens het moreel beraad verzucht ze ‘Stel je toch eens voor dat je bijna niet meer kunt bewegen. Wat lijkt me dat ontzettend eng. Ik zou ook willen dat alles precies op de goede manier wordt gedaan voor het slapen gaan.’ Het team bedenkt met elkaar welke waarden er achter de angst van Anke schuilgaan en komen uit op ‘veiligheid’, ‘geborgenheid’ en ‘vertrouwen’. Met name deze laatste waarde komt binnen bij de teamleden; het is nogal wat om te moeten vertrouwen op anderen als het om je leven gaat.

Ook de irritatie die sommige medewerkers ervaren wordt onderzocht. Eén van de medewerkers die af en toe flink geïrriteerd raakt geeft toe dat ze zich schaamt voor dit gevoel. Het hoort toch niet om als bevlogen zorgmedewerker kriegelig te worden van de hulpvraag van iemand die toch al zo kwetsbaar en afhankelijk is. Het lucht op dat deze emotie herkend wordt en er mag zijn. Wanneer de irritatie verder onder de loep wordt genomen ontdekken de teamleden welke waarden er voor hen onder druk staan: rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, zorgzaamheid. Met name de waarde rechtvaardigheid weegt zwaar omdat er stelselmatig minder tijd en aandacht voor andere bewoners overblijft. Maar ook de waarde zorgzaamheid is van belang omdat teamleden twijfelen of Anke er wel bij gebaat is wanneer er teveel wordt toegegeven aan haar verzoeken.

Energie en begrip

Wanneer de waarden voor de betrokkenen in kaart zijn gebracht geven de teamleden aan dat zij, ondanks hun eigen irritatie, het wel goede zorg vinden om naar Anke toe te gaan, ook wanneer zij herhaaldelijk op de bel drukt. Vervolgens onderzoekt het team welke mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat Anke zich minder angstig voelt, waardoor zij wellicht ook minder vaak om hulp zal vragen. Dit laatste is ook van belang omdat er tijdens de nachtdienst slechts twee verzorgenden aanwezig zijn. Hierdoor is het niet mogelijk om altijd onmiddellijk te reageren op een roep om hulp van Anke of andere bewoners.

Er komt energie in het moreel beraad wanneer de teamleden hun creativiteit de vrije loop laten om tot handelingsalternatieven te komen. Uit deze brainstorm blijven een aantal ideeën over die de komende tijd in gang zullen worden gezet. De zorgmedewerkers zullen elke keer wanneer zij het beademingsmasker aanbrengen elke handeling hardop uitspreken. Omdat Anke erg van muziek houdt, wordt een muziektherapeut ingeschakeld om Anke te ondersteunen in haar ziekteproces. De zussen van Anke wordt gevraagd om liedjes en verhalen in te zingen en te spreken zodat Anke
’s avonds naar hun vertrouwde stemmen kan luisteren. De geestelijk verzorger stelt voor dat de zorgmedewerkers elke keer wanneer ze Anke hebben geholpen de vraag stellen ‘Kan ik nog iets voor je doen?’. Dit om het vertrouwen van Anke in de zorgmedewerkers te versterken en ook om te helpen voorkomen dat de zorgmedewerkers terug moeten komen, omdat ze iets zijn vergeten.

In de praktijk blijken deze ideeën goed uit te werken. De angst van Anke om te stikken in haar slaap neemt af en ze belt ’s avonds en ‘s nachts aanzienlijk minder vaak. Wanneer ze soms toch vervalt in het veelvuldige bellen is er bij de zorgmedewerkers meer begrip; voor zowel de emoties van Anke als die van zichzelf.

Door: Iepie Kroese