030 - 76 00 115 info@relief.nl

In de bespreking met de zorgprofessionals over onderstaande observatie, komt de vraag op: is dit goede zorg?

Alle taken worden zorgvuldig uitgevoerd door medewerkers die voor hun taak zijn toegerust, maar wat betekent dit voor de bewoner als zoveel mensen op een ochtend bij hem binnenlopen? Hoe past dit binnen de intentie van de zorgorganisatie om ‘goede zorg, net als thuis’ te bieden? Kan het wel anders?

Observatie
Een observatie in kamer van een bewoner van een woon- en zorgcentrum:

8.30 uur: medewerker 1 vraagt of de bewoner op wil staan
9: 00 uur: medewerker 1 komt vervolgens helpen met wassen
9.10 uur: medewerker 2 komt ook helpen met wassen
9.20 uur: medewerker 3 komt vragen of de bewoner iets wil drinken en deelt de menulijst uit
(meneer wordt nog gewassen)
9.40 uur: medewerker 4 komt binnen met medicijnen
10.00 uur: medewerker 5 komt de afwas doen
10.30 uur: medewerker 6 haalt de menulijst op
10.40 uur: medewerker 7 komt binnen met een vraag over een uitje
10.50 uur: medewerker 8 loopt binnen voor een kort praatje.

Zo lang mogelijk thuis

Steeds meer ouderen wonen steeds langer thuis, al dan niet zelfstandig of met hulp en zorg. Tot het moment komt dat het niet langer meer gaat. Iemand wordt hulpbehoevend en afhankelijk van zorg waardoor verhuizing naar een verpleeghuis onvermijdelijk wordt. Op dat moment verandert het hele leven voor de betrokkene én voor de directe naasten. Voor hen voelt het vaak als een falen dat het niet lukt om de ander zolang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Toch kan het niet anders. De verhuizing is vrijwel nooit een echte keuze. Het móet. Soms kan iemand de zorg voor de partner met dementie niet meer aan, of moet iemand te veel een beroep op de thuiszorg doen. De zorgbehoevende moet dan uit huis.

Net als thuis?

Dus doen zorginstellingen de belofte om ‘goede zorg, net als thuis’ te bieden. Slogans genoeg die daarop wijzen: ‘uw thuis, onze zorg’, ‘wonen zoals thuis, waar zorg altijd dichtbij is’ of: ‘welkom thuis!’ Organisaties zetten zich ervoor in dat mensen zich zoveel mogelijk thuis kunnen gaan voelen. De vraag of de instelling een ‘thuis’ wordt voor bewoners, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord. Dat ligt per persoon verschillend.

De één voelt zich al snel helemaal op z’n plek. Een ander verzet zich en blijft het vreselijk vinden niet meer ‘thuis’ te wonen. Vaak wordt opgemerkt dat ‘je er wel zelf iets van moet maken’. Je moet je aansluiten bij anderen, meedoen aan activiteiten, je aanpassen aan de afspraken en rekening houden met wat wel en niet mogelijk is in de zorgverlening. Maar wat als je zeer afhankelijk van zorg bent, telkens moet wachten tot iemand komt om je te helpen? Of moeilijk kunt praten of nauwelijks meer besef hebt waarje bent? Als je je familie mist? Kan die plek waar je dan woont echt een ‘thuis’ zijn?

Thuis heeft te maken met waar je je veilig en geborgen voelt. Waar je kunt doen en laten wat je wilt. Thuis bepaal jij wat er gebeurt. Wie je wel en niet binnen laat. Hoe laat je opstaat of wanneer je naar bed gaat.

Casus

In de casus komen in tweeëneenhalf uur acht medewerkers langs op negen verschillende momenten. Dat lijkt extreem, maar deze observatie werd in dit woon- en zorgcentrum direct herkend. Er zijn velen die zich voor een bewoner inzetten en contact maken, de ene keer kort, de andere keer wat langer. Dat zijn bijvoorbeeld de verzorgenden, de activiteitenbegeleider, de teamleidster van de afdeling, de geestelijk verzorger, voedingsassistenten, vrijwilligers en – gelukkig ook – naasten.

Bij de presentatie van dit fragment uit de zorg, schrokken medewerkers. Ze waren zich dit niet bewust. Telkens weer komt er iemand bij de bewoner binnen en die heeft ook echt iets te doen of te bespreken. De meesten belden netjes aan, maar liepen vervolgens direct door. Hoe is dit voor die bewoner? Die vraag kwam in de bespreking over de casus centraal te staan.

Geconstateerd werd hoeveel ‘kleine taakjes’ er zijn voor verschillende medewerkers. Niet iedere medewerker mag bijvoorbeeld medicijnen delen. Belangrijk is het contact dat de voedingsassistenten hebben, de relatie met de woonassistente en natuurlijk moeten de verzorgenden hun zorg bieden. Maar wie zich inleeft in wat dit betekent voor deze bewoner en daarbij de vraag stelt of iemand zich zo thuis kan voelen, beseft dat het zo niet moet. Telkens wordt de bewoner gestoord.

Opgemerkt werd dat het erop lijkt dat het woon- en zorgcentrum eerder een werkplek is waar cliënten wonen aan wie zorg wordt geboden dan dat zorgverleners te gast zijn bij mensen die daar wonen. De organisatie van de zorg lijkt meer centraal te staan dan de bewoner. Zeker, aandacht is belangrijk en de zorg moet goed gedaan. Maar kan het anders? En hoe dan?

Dit gesprek was de start van een ingewikkeld proces van herstructureren van zorg. Er is bij dit woon- en zorgcentrum voor gekozen de teams kleiner te maken en anders samen te stellen en daarnaast de taken meer te clusteren. Zo hoeft niet voor elk taakje een aparte medewerker te komen. Bovendien leren medewerkers en bewoners elkaar beter kennen. Als medewerkers dan binnenstappen, voelt dat meer vertrouwd en werkt dit eraan mee dat de bewoner zich meer ‘thuis’ kan voelen.

Door: Wout Huizing
Beeld: Evelien Ruarus