030 - 76 00 115 info@relief.nl

De casus

“Een kind moet toch kind kunnen zijn?” vraagt een vrijwilliger aan het eind van haar dienst. De tranen staan in haar ogen. “Het zit me gewoon niet lekker.” Mevrouw de Hoog is pas 38 jaar als zij vanuit het ziekenhuis naar ons hospice komt. Ze heeft botkanker en veel pijn. Toch probeert ze zoveel mogelijk nog alles zelf te doen. Sterker nog, zoveel mogelijk alles te doen zoals ze dat gewend is. Haar dochter van 9, die na de scheiding bij haar woont (vader is uit beeld), is de spil van haar bestaan. Alle energie die ze nog heeft, gaat in de relatie met haar dochter zitten; nu kan het immers nog. Alle tijd die ze nog heeft, wil ze daarom ook doorbrengen met haar dochter.

Het lijkt een open deur. Natuurlijk ga je hierin mee, het is een zeer begrijpelijke wens. Totdat duidelijk wordt dat met alle tijd ook echt álle tijd wordt bedoeld. Elk moment van de dag. Of mevrouw zich aan het aankleden is, een gesprek met de huisarts heeft of gewassen wordt, overal is de dochter bij. Ze gaat zich ook steeds meer als een echte mantelzorger gedragen. En dat alles gaat knagen. Is dit wel het goede om te doen? Mevrouw is de cliënt van het hospice, dus we volgen haar wensen. Dat is een logische gedachte. Maar het hospice heeft óók een verantwoordelijkheid voor de naasten. Al is het maar een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Duidelijk wordt hoezeer deze situatie de deelnemers aangrijpt. Niet alleen bij de vrijwilligers, maar ook bij de verpleegkundigen, de huisarts en de leiding van het hospice.

“Wat als ík het zou zijn, wat als ík mijn kind moet gaan achterlaten?”

De bespreking

Er wordt besloten ad-hoc een moreel beraad te beleggen, met een gespreksleider van Reliëf. De opkomst is hoog: er zijn een stuk of twintig vrijwilligers, er zijn verpleegkundigen en de leiding van het hospice is aanwezig. De huisarts ontbreekt, maar is wel zeer geïnteresseerd in dit proces. Duidelijk wordt hoezeer deze situatie de deelnemers aangrijpt. Dat uit zich onder andere in de felheid waarin gedachten en gevoelens worden geuit. Ze lopen uiteen van: “waar bemoeien we ons mee” tot: “moet de jeugdzorg niet worden ingeschakeld?”

Het proces dat volgt als we op gestructureerde wijze het dilemma scherp stellen en de casus fileren, is bijzonder om te zien. Het is de eerste keer dat er in dit hospice op deze manier naar een casus wordt gekeken. Maar waar er eerst met bijna afschuw op elkaars mening wordt gereageerd, vindt langzaam maar zeker een verschuiving plaats naar nieuwsgierigheid. Waarom vindt die ander dat, wat zit daarachter? Soms ziet iemand ineens zijn eigen valkuil, vaak wordt iemand met zijn eigen angst geconfronteerd. “Wat als ík het zou zijn, wat als ík mijn kind moet gaan achterlaten?” Vaak ook wordt schrijnend duidelijk hoe groot het verschil is tussen de wereld van dit kind en die van een kind met gezonde ouders. Ook wordt de veerkracht van een kind genoemd en het belang van de grenzeloze liefde van een ouder.

Het helpt om te benoemen welke belangen we zien. Maar ook om te merken dat iedereen bezorgd is. Oók de verpleegkundige, óók de huisarts, óók de directeur. En dat je toch een andere mening kunt hebben. Het schept vertrouwen. Uiteindelijk wordt er gewikt en gewogen en een besluit genomen. Niet het besluit dat door iedereen afzonderlijk genomen zou worden. Maar wel het besluit waarvan we met elkaar durven te zeggen: “dit is in deze situatie, op dit moment, waar we met elkaar achter kunnen staan.” Zo kunnen we als eenheid optreden. En dat is winst. Maar niet de enige winst. De winst zit ‘m misschien nog wel meer in het leren om op deze manier met elkaar naar problemen te kijken. Erkennen dat er een dilemma is dat niet voor iedereen hetzelfde is, maar waar we wel met elkaar een weg in moeten vinden. Ons hospice heeft deze casus en het moreel beraad aangegrepen om de bespreking van ethische dilemma’s vastere grond te geven. Reliëf geeft een organisatiebrede inleiding in Ethiek en Moreel beraad en blijft in contact over de organisatie van Moreel Beraad.

Door: Thijs Tromp,
Beeld: Jinke Koning